Als iemand die volledig is hersteld van een bipolaire stoornis én als therapeut voor mensen met een bipolaire stoornis, draag ik al een aantal jaren de visie uit dat een bipolaire stoornis géén hersenziekte is en wel degelijk volledig kan herstellen. Al die tijd voel ik me een roepende in de biomedische psychiatrische woestijn. Iemand die als ‘alternatief genezer’ (lees: kwakzalver) geridiculiseerd, aan de kant geschoven of – wat het meest voorkomt – volledig genegeerd kan worden. Zowel door ‘professionals’ als door patiënten.
Hoe heerlijk is het dan ook om eindelijk eens een gerenommeerd arts en traumadeskundige voor 100% mijn zienswijze te zien delen, óók als het gaat om de bipolaire stoornis. Iemand die als arts zelf depressief is geweest en als gelover in het ‘ontbrekende hersenstofjes’ model opknapte van Prozac en een enthousiast voorschrijver werd van antidepressiva. Totdat gaandeweg de schellen van zijn ogen vielen en hij breder en vooral dieper leerde kijken, wat leidde tot een radicale ommekeer in zijn visie en werkwijze. Ik heb het hier over Gabor Maté, de Canadese arts en (inmiddels) psycholoog van Joods-Hongaarse afkomst. In zijn laatste monumentale boek, De mythe van normaal, betoogd hij hoe onze samenleving steeds verder afdrijft van fundamenteel menselijke waarden en behoeften waardoor steeds meer mensen in de knel komen en ziek worden. Of zoals de ondertitel van het boek zegt: ‘Over trauma, ziekte en heling in een toxische maatschappij’.
In hoofdstuk 17 en 18 gaat Maté in op geestelijke gezondheidsproblemen en beschrijft hij aan de hand van diverse casussen hoe mensen jarenlang in een medisch ziektemodel gevangen kunnen blijven zonder enige voortuitgang te boeken. Waarna ze door contact met een andersdenkende ‘ontwaakten’ uit hun passieve patiëntenrol en een pad naar herstel insloegen, vaak resulterend in compleet herstel. Ook Maté zelf heeft deze transformatie doorgemaakt:
“Voor mij was het heel transformerend om te beseffen dat mijn eigen geestelijke gezondheidsproblemen (RvA: depressie en ADHD) een bepaalde betekenis hadden die voortkwam uit mijn leven binnen mijn gezin van herkomst dat in een bepaalde historische context plaatsvond. Ik heb ontdekt dat dit voor alle ‘geestesziekten’ geldt, ongeacht waar ik kijk, naar wiens geestelijke ‘ziekte’ ik kijk of hoe extreem de aandoening is.”
En:
“In mijn ervaring is het verhaal onder de diagnostische labels altijd volledig samenhangend als je de waarheid zoekt in de emotionele patronen en het levensverhaal van de betreffende persoon in plaats van in de inhoud van zijn of haar wanen”.
Dan halverwege hoofdstuk 18, ‘van waanzin naar zingeving’ schrijft Gabor Maté expliciet over de bipolaire stoornis:
“Als je bij bipolaire stoornis, ook wel manisch-depressieve stoornis genoemd, naar betekenis zoekt, duikt die ook vrij gemakkelijk op.”
Vervolgens beschrijft Maté zijn gesprek met een jonge vrouw die gekampt had met een manische psychose. Zijn beschrijving is zo illustratief en veelzeggend dat ik dit stuk hier integraal weergeef:
“Als je bij bipolaire stoornis, ook wel manisch-depressieve stoornis genoemd, naar betekenis zoekt, duikt die ook vrij gemakkelijk op. ‘Ik werd voor het eerst ziek toen ik tweeëntwintig was,’ herinnerde Caterina zich. ‘Het ging over in een regelrechte psychotische episode. Ik dacht dat ik de belichaming van het kwaad was. Ik had het gevoel dat ik een afschuwelijk wezen was dat het niet verdient om te bestaan. Ik kwam in een catatonische toestand terecht en hoorde stemmen, die allemaal tegen me zeiden dat ik niets waard was, dat ik diep vanbinnen slecht was.’
Dit gesprek was uniek omdat Caterina’s ouders erbij waren, in plaats van dat het een meer gebruikelijk een-op-eengesprek was. Ze hadden intuïtief aangevoeld dat de problemen van hun dochter door meer dingen werden veroorzaakt dan haar hersenchemie en vroegen om mijn inbreng.
Caterina’s manische episode ontstond na een fikse ruzie met haar moeder. ‘Ik voelde me gekwetst en ik was boos over iets wat ze zei,’ zei Caterina. ‘Ik dacht dat ik het voor het hele gezin had verpest en dat het gezin uit elkaar zou vallen. In het begin was het doodeng… maar op een gegeven moment begon het heel goed te voelen en het voelde steeds beter tot ik het gevoel kreeg dat ik heel machtig was. Ik had het gevoel dat ik de hele wereld kon redden. Ik was niet meer iemand die alles vernietigde, ik kon alle kunst weer in de wereld terugbrengen.’ (Nu is ze zesentwintig en volgt ze een kunstopleiding in Toronto.) Caterina voelde zich superenergiek, wat kenmerkend is voor een manische episode, en sliep een week lang niet, tot ze in een psychiatrisch ziekenhuis werd opgenomen. De medicijnen die ze kreeg voorgeschreven verlichtten haar symptomen, maar haar begeleidster vroeg haar niet of ze na wilde denken over de oorzaak van het waanidee dat ze kwaadaardig of juist heel goedaardig was. ‘Denk je dat dat iets is waar we naar zouden moeten kijken?’ vroeg ze me. ‘Mijn psychiaters dachten dat waanideeën een beetje hetzelfde zijn als koorts hebben’. Ik antwoordde met een vraag. ‘Wat als je waanideeën volkomen juist zijn? Niet in concrete zin, maar wel als je naar jouw emotionele werkelijkheid kijkt?’ Ik wees haar erop dat beide fantasieën – ‘ik had het voor het hele gezin verpest’ en ‘ik zou de hele wereld kunnen redden’ – iets met elkaar gemeen hebben. Caterina had het snel in de gaten: ‘Bij allebei heb ik een gevoel van controle! Het gevoel dat ik heel veel macht heb.’
De bron van dat gevoel kwam al snel aan de oppervlakte. ‘Mijn ouders maakten een heel moeilijke tijd door toen ik elf was,’ herinnerde Caterina zich. ‘Ze hadden’s nachts vreselijke ruzies en ze schreeuwden tegen elkaar. Mijn vader huilde dan bij mij uit wat wel begrijpelijk is, want hij maakte veel mee en we hadden een heel hechte band met elkaar.’ Die hechte band, in werkelijkheid een ongezond ontbreken van grenzen dat psychologen ‘versmelting’ noemen, was gedurende Caterina’s vormende jaren blijven bestaan. Hoe schadelijk die ook was, in Caterina’s gedachten was het haar morele plicht om haar ouders te beschermen. Ze schaamde zich omdat ze het gezin niet bij elkaar wist te houden en zag dat als een bewijs van haar onwaardigheid. Het overnemen van het verdriet van een ouder is niet een natuurlijke verantwoordelijkheid van een kind. ‘De omkering van rollen tussen een jong kind of adolescent en zijn of haar ouder wijst vrijwel altijd op pathologie bij de ouder, maar is bij het kind ook een oorzaak van zijn of haar pathologie, tenzij de rolomkering kort duurt,’ schreef de grote pionier op het gebied van hechtingsonderzoek en persoonlijkheidsontwikkeling, de Britse psychiater John Bowlby.
Caterina’s psychotische fase kan worden gezien als een soort innerlijke achtervolging waarbij alle intense emoties die ze als kind had moeten wegstoppen om haar ‘begrijpelijke’ rol te kunnen vervullen, haar volwassen geest overnemen. Haar ouders, die als kind zelf door bepaalde ervaringen in hun ouderlijk gezin getraumatiseerd waren, evenals door politieke tragedies in hun moederland, konden niet met hun eigen emoties omgaan, laat staan met die van hun jonge dochter. Al met al waren haar zelfbeschuldiging dat ze goddeloos en slecht was, en haar waanidee dat ze bijna een goddelijke kracht had, twee polen van een ‘macht’ waarmee ze nooit belast had mogen worden.
In een studie uit 2013 onderzocht men bijna zeshonderd Franse en Noorse proefpersonen met een bipolaire stoornis. ‘Uit de resultaten van ons onderzoek blijkt er een consistent verband te bestaan tussen kindtrauma’s en ernstige klinische kenmerken bij bipolaire stoornis,’ rapporteerden de onderzoekers. ‘Verder tonen ze aan hoe belangrijk het is om zowel emotioneel misbruik als het vaker onderzochte seksueel misbruik mee te nemen bij het vaststellen van klinische kenmerken van bipolaire stoornis.’ Opnieuw zien we dat subtielere vormen van emotionele verwonding, die Caterina als kind opliep, weliswaar moeilijker te bestuderen zijn, maar voor gevoelige kinderen niet minder schadelijk zijn.
‘Dus je vindt dat mensen zich op de emotionele inhoud van wanen moeten richten en moeten proberen ze te begrijpen?’ vroeg Caterina me terwijl we ons gesprek afrondden. ‘Denk je dat dat een manier is om ze te genezen, in plaats van ze vol te stoppen met medicijnen?’
‘Het is niet per se een kwestie van voorkeur,’ antwoordde ik. ‘Als je geen medicijnen had gekregen, had je dit gesprek nu niet kunnen voeren. Mijn probleem met de gebruikelijke aanpak is niet dat artsen medicijnen voorschrijven, maar dat ze dat te vaak doen en het enige is wat ze doen.’
Ik raadde het gezin aan om therapie te volgen om hun individuele trauma’s op te ruimen en duidelijk te krijgen hoe ze in elkaars leven verwikkeld waren.”
Tot zover Gabor Maté. Heel illustratief aan deze casus is dat Caterina zo te lezen geen duidelijk trauma zoals misbruik of verwaarlozing heeft meegemaakt in haar jeugd. Maté spreekt hier over “subtielere vormen van emotionele verwonding”. Dit is precies wat ik in mijn praktijk het meeste tegenkom. Bipolairen die duidelijke ACE ervaringen hebben gehad zijn in de minderheid (Adverse Childhood Experiences, zie het grote onderzoek van Vincent Felliti), bij de meesten is er sprake van een subtielere vorm van emotionele verwonding. Het zijn juist de mensen met een gevoelige ziel, creatief en gepassioneerd, die hiervoor het meest vatbaar zijn. Hoogleraar kindergeneeskunde en psychiatrie Tom Boyce noemt deze gevoelige mensen orchideeën.