In hoeverre is de oorzaak van een bipolaire stoornis biologisch bepaald (‘nature’) of het resultaat van omstandigheden (‘nurture’)? De meeste deskundigen zijn het er inmiddels wel over eens dat het gaat om een combinatie van beide, dus nature én nurture. Mainstream psychiatrie helt echter nog erg sterk naar de biologische kant. Twee factoren lijken dit idee te bevestigen. Ten eerste het idee dat iemand met een gelukkige jeugd zomaar een bipolaire stoornis kan ontwikkelen. Ten tweede de constatering dat manische depressiviteit in bepaalde families veel voorkomt. In mijn vorige blog ‘Een gelukkige jeugd’ ga ik in op dit eerste idee. In deze blog wil ik ingaan op het familiaire aspect.
Uit onderzoek blijkt onomstotelijk dat de bipolaire stoornis in bepaalde families meer voorkomt dan in andere. Hierdoor wordt al snel geconstateerd dat de stoornis wordt doorgegeven via de genen. In veel onderzoek heeft men de verantwoordelijke genen in kaart willen brengen. In 1988 dacht men deze genen gevonden te hebben. Te vroeg gejuicht, want in later onderzoek bleek de zaak toch aanmerkelijk gecompliceerder te zijn dan men toen dacht. Men denkt nu eerder aan een samenspel van honderden genen. De opkomst van de epigenetica doet daarbij nog een duit in het complexe zakje: het tot expressie komen van genen blijkt van vele factoren afhankelijk, onder andere van allerlei omgevingsfactoren. Kortom, het onomstotelijke genetisch bewijs lijkt verder weg dan ooit.
Zijn er nog andere verklaringsmodellen om het veel voorkomen van bipolaire stoornis in bepaalde families te verklaren? Jazeker. Ik schets hier drie psychologische verklaringen en een wat meer energetische verklaring.
Het beschikbare kind
Iemand die als kind chronisch liefde en waardering te kort is gekomen ontwikkelt een innerlijke leegte. Er ontstaat een innerlijk deel (een soort innerlijk kind) dat lijdt onder het gemis en blijvend hunkert naar bevrediging. Hoewel dit deel meestal goed is weggestopt onder overlevingsdelen blijft iemand toch zoeken naar liefde en bevestiging. Vaak in partnerrelaties maar zeker óók in de relatie met een eigen kind. Het kind wordt onbewust gebruikt om alsnog te krijgen wat de moeder van haar moeder te kort is gekomen: onvoorwaardelijke aandacht, liefde en bewondering. Moeder is nu alsnog het middelpunt van de wereld van een ander mens en wordt niet in de steek gelaten.
Door de sensitiviteit en open hart van het kind is het heel gevoelig voor het onbewuste appèl dat moeder op hem of haar doet. Het zal zich gaan voegen naar hoe moeder wil dat het kind is en daarbij zichzelf gaan wegcijferen. Zo’n kind zal zich ontwikkelen tot iemand die heel goed anderen kan aanvoelen en zich inzetten om de relatie met de ander goed te houden door de behoeften van die ander te vervullen. Met ontkenning van de eigen behoeften. De weggestopte innerlijke tekorten doen zich weer gelden als men…. juist… een eigen kind krijgt.
Het vernederde kind
Veel mensen zijn als kind door hun opvoeders af en toe of stelselmatig vernederd en geminacht. Vernedering en minachting betekent afgewezen worden als persoon, die unieke persoon die je van nature bent met alles erop en eraan. Aspecten van jou mochten er niet zijn en werden afgewezen. Soms met geweld, soms door intelligente superioriteit of soms door subtiele versies van machtsuitoefening en hoogmoed. Als de gezonde reactie van het kind op kwetsing en vernedering, namelijk boosheid, de kop wordt ingedrukt, dan gaat de kwetsing ondergronds en ontstaat er een weggestopt gekwetst innerlijke kind. Wanneer de latere volwassene zelf een kind krijgt, maakt de machteloosheid en kwetsbaarheid van zijn kind zijn eigen gekwetste innerlijke kind wakker. Om de gevoelens van eigen machteloosheid en pijn af te weren schiet de volwassen door in de andere pool: machtsuitoefening en vernedering. Bijvoorbeeld door een uitspraak als ‘hoe kun je dáár nou bang voor zijn’ waarbij de angst van het kind belachelijk wordt gemaakt. Of de ouder reageert overmatig fel op het kind doordat een stukje van de oude weggestopte boosheid zich doet gelden. Met als gevolg dat het kind zich overdonderd, vernederd en geminacht gaat voelen. Gaat de kwetsing ondergronds dan zal deze weer tot leven komen … juist … bij het eigen kind.
Het getraumatiseerde of verwaarloosde kind
Uit veel onderzoek blijkt dat daders van fysiek of seksueel misbruik zelf ook zijn misbruikt of geslagen als kind. Hier is de ‘overerving’ van ouder op kind heel zichtbaar. Minder zichtbaar is het als er geen sprake is van misbruik of geweld maar wel van emotionele verwaarlozing. Is er geen ouderfiguur in de leefwereld van het kind waar het kind af en toe terecht kan met zijn gevoelens van eenzaamheid en angst, dan zal het kind zich in zichzelf gaan opsluiten. Het kind ‘besluit’ alles wel zelf op te lossen en sluit zijn/haar hart om de pijn van het gemis niet te hoeven voelen en te kunnen overleven. Het kind leert niet om uit te reiken en genegenheid en liefde te schenken. Als volwassene is zij niet in staat om haar eigen kind onvoorwaardelijk lief te hebben. Hoe haar kind ook materieel wordt verzorgd, door de kille uitstraling zal ook haar kind gaan lijden aan emotionele verwaarlozing. Et cetera.
De traumatische familiegebeurtenis
De ziel van een jong kind hunkert naar het opdoen van ervaringen. Als er te weinig liefde en waardering wordt ervaren, kan de ziel van het kind de onbewuste traumatische energie van de ouder of grootouder gaan overnemen. Net zoals je je wat zwaarmoedig kunt gaan voelen in de omgang met een depressief iemand, zo kan een klein kind de verdrongen emotionele verstoring van de ouder oppikken. Wonderlijk genoeg kan het gaan om emotionele verstoringen die het gevolg zijn van een heftige traumatische gebeurtenis die soms generaties geleden heeft plaatsgevonden. Seksueel misbruik of kindermoord vier of vijf generaties terug kan zo alsnog een energetische verstoring opleveren. De Duitse professor in de psychologie Franz Ruppert heeft hierover meerdere boeken geschreven. Hij werkt met een variant op familieopstellingen waarin deze traumatische verstoringen inzichtelijk en ervaarbaar gemaakt worden. Volgens hem kunnen specifieke trauma’s in eerdere generaties leiden tot specifieke problematiek. Zo kan bipolaire stoornis een gevolg zijn van een ‘ondergeschoven’ kind. Dat is een kind dat door een andere man dan de echtgenoot is verwekt en in het gezin wordt ondergebracht als ware het een eigen kind.
(Recent ontdekte ik dat mijn peettante zo’n ondergeschoven kind is. Ze werd verwekt door de man des huizes waar mijn oma als huidhoudster werkte. Dit werd voor iedereen geheimgehouden, er werd gedaan alsof opa de vader was).
Bovenstaande mechanismen vat ik graag samen als de wet van behoud van ellende. Emotionele en energetische verstoringen worden van ouder op kind op kleinkind doorgegeven, ad infinitum. Zo wordt er door therapeuten vaak gesproken over familiethema’s: specifieke gedragingen, aversies en voorkeuren die generaties lang in een familie kunnen voorkomen. Erfelijk? Ja, tenminste als we het begrip erfelijkheid uitbreiden zodat het ook de energetisch-psychologische overdracht behelst.
Het zal duidelijk zijn dat het voor het behandelperspectief een enorm verschil maakt of je uitgaat van genetische of van energetische erfelijkheid. Aan genen valt voorlopig nog weinig te doen, aan energetische verstoringen echter des te meer. Met de juiste traumatherapie kunnen energetische verstoringen oplossen en wordt fundamentele heling mogelijk. Mensen worden weer heel doordat de onderdrukte traumadelen oplossen en de daarin bevroren energie weer beschikbaar komt. Sommige aspecten van de persoonlijkheid die verbonden zijn met het traumadeel, zijn nooit ontwikkeld en komen dan alsnog tot (versnelde) ontwikkeling, alsof je een kind ziet opgroeien in een snel vooruit afgespeelde film. Hoe waar is het cliché worden wie je bent.
Dankjewel voor deze uitleg. Helder, logisch en zo herkenbaar in de praktijk. Eindelijk een benadering waar ik wat mee kan!
Dankjewel!
Mvg, Thera