Langdurig gebruik van antipsychotica en antidepressiva
In de psychiatrie worden veel medicijnen voorgeschreven. Logisch, want psychiaters zijn dokters en dokters hebben medicijnen – oftewel geneeskunde – gestudeerd. Bij ernstig lijden (zoals een diepe depressie) of bij een flinke ontregeling (zoals een manie of psychose) is medicatie vaak een goed hulpmiddel om het lijden te verlichten of om de ontregeling in te dammen. Wat er echter veel gebeurt is dat psychiaters psychiatrische medicatie blijven voorschrijven ook nadat de crisis is geweken of de diepte van de depressie is overwonnen. Iemand is uit een psychose gekomen maar krijgt toch nog antipsychotica voorgeschreven om een volgende psychose te voorkomen. Voor de zekerheid dus. Soms nog jarenlang.
Dit vind ik uitermate onverstandig. Het is net zoiets als het permanent blijven slikken van antibiotica nadat je een infectie hebt gehad, om maar te voorkomen dat je opnieuw geïnfecteerd raakt. Ondenkbaar voor een somatisch arts, maar in de psychiatrie eerder regel dan uitzondering.
Langdurig gebruik van antipsychotica (en antidepressiva) leidt tot zowel biologische als psychosociale veranderingen.
Biologische veranderingen
Je brein past zich aan de stofjes die dagelijks binnenkomen aan. Veel antipsychotica werken in op de neurotransmitter dopamine door receptoren voor dopamine in het zenuwstel te blokkeren. Als gevolg daarvan gaan je hersencellen meer dopaminereceptoren aanmaken om te compenseren voor de geblokkeerde receptoren. Je brein wordt hierdoor juist gevoeliger voor dopamine, waardoor als je gaat afbouwen, je juist meer kans loopt om weer te ontregelen. Dit mechanisme staat bekend onder de naam Dopamine Supersensitiviteits Syndroom (DPS) en kan leiden tot een verhoogde psychosegevoeligheid.
Psychosociale verandering
Er zijn diverse studies uitgevoerd die aantonen dat patiënten die antipsychotica blijven gebruiken, er jaren later beduidend slechter aan toe zijn dan patiënten die hun medicatie na hun crisis hebben afgebouwd. Ter illustratie een afbeelding van de onderzoeksresultaten waarbij langetermijn effecten onderzocht zijn voor mensen gediagnostiseerd met schizofrenie, waarbij de ene groep antipsychotica bleef gebruiken en de andere groep niet.
Kijk voor een groot aantal voorbeelden van vergelijkbare onderzoeken op deze webpagina.
Helaas verdwijnen dit soort onderzoeksresultaten vaak in een lade. Simpelweg omdat dit niet is wat de biologisch georiënteerde psychiatrie en de farmaceutische industrie willen horen.
Waarom schaar ik de uitkomsten van dit soort studies onder het kopje psychosociaal? Mijn aanname is dat het langdurig blijven gebruiken van psychiatrische medicatie iemand fixeert in een afhankelijke patiëntenrol. Iemand kan zich daardoor steeds meer met het ziek-zijn gaan identificeren en verwacht van zichzelf ook niet dat hij of zij op eigen kracht kan herstellen. Dat zal dan ook meestal niet gaan gebeuren (lees in mijn andere blogs over de kracht van verwachtingen).
Effecten van psychiatrische medicatie op de therapie
Vaak werkt de medicatie dempend op het gevoelsleven. Soms is die demping zo sterk dat het niet meer lukt om te huilen of om een andere sterke emotie te voelen. Wil een therapie tot blijvende positieve verandering leiden, dan is het nodig om het gevoelsleven weer te herstellen. Dit betekent dat emoties en gevoelens weer kunnen stromen. Dat tranen kunnen vloeien bij verdriet; boosheid en woede vanuit de buik kunnen opwellen; dat angst als lichamelijke sensatie gevoeld kan worden en blijheid van iemand kan afstralen. Een belangrijke doelstelling in het therapeutisch werk is dus om het voelen weer tot leven te wekken. Als psychiatrische medicatie het voelen juist dempt of blokkeert dan is het zoiets als proberen gas te geven met je voet op de rem. Dat schiet niet op. Vandaar dat ik mijn cliënten aanraad om medicatie in ieder geval zo ver af te bouwen totdat het gevoelsleven weer toegankelijk is.