Recentelijk ontving ik een berichtje met de volgende strekking:
“Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat manische depressiviteit wel degelijk genetisch aangelegen is. Dat serieus in je blog ontkennen is voor mij echt grensoverschrijdend en raakt me diep. Je zou eens de moeite kunnen nemen het boek Touched with fire door Kay Redfield Jamison serieus te lezen.”
Ik heb haar boek Touched with fire niet gelezen maar wél haar boek Onrust (Unquiet mind). Ik kom haar naam vaker tegen in de literatuur ben denk ik aardig op de hoogte van haar overtuigingen en zienswijze.
Recentelijk las ik het geweldige boek De mythe van normaal van internationaal erkend arts en traumadeskundige Gabor Maté. Interessant is dat hij expliciet in gaat op de aanname van genetische oorzakelijkheid en ook Jamison en haar boeken aanhaalt. Graag laat ik hier Gabor Maté aan het woord:
“Psychiater Kay Redfield Jamison, een van de meest welsprekende auteurs over manisch-depressiviteit, ook bekend als bipolaire stoornis, schreef de memoires Unquiet Mind. Dit boek is essentiële lectuur voor iedereen die wil weten hoe het is om een voortreffelijk bewustzijn te hebben dat heen en weer gaat tussen extreme gelatenheid en verlammende wanhoop. Toch zitten er in Jamisons prachtig beschreven herinneringen foutieve veronderstellingen die exemplarisch zijn voor het simplistisch genetische verhaal waaraan de psychiatrie zich nog steeds vastklampt. Zo beschrijft ze een van haar manische episodes: ‘Mijn geest vloog die dag de hoogte in, met dank aan het heksenbrouwsel van neurotransmitters die God in mijn genen had geprogrammeerd’. In werkelijkheid hebben nog God noch genen er veel mee te maken.
In haar Touced with fire, een al even aangrijpend boek, is Jamison explicieter. In dat boek beweert ze dat ‘de theorie dat manisch-depressiviteit een genetische basis heeft bijzonder overtuigend is , zelfs bijna onomstotelijk’. Vijfentwintig jaar later weten we dat het harde, wetenschappelijke bewijs niet alleen niet zo overtuigend is, het is er bijna niet (RvA: het boek is uit 1996). Het ‘bijna onomstotelijke’ bewijs waarop Jamison zich baseerde is de literatuur over familieverleden, adoptie en tweelingenstudies, die allemaal doordrenkt zijn met onjuiste veronderstellingen.
Het bewijs dat manisch-depressiviteit een genetische oorzaak heeft is alleen maar ‘overtuigend’ als je er al in gelooft: het bewijs zelf is pure sciencefiction. Het is ook niet elegant. In mijn werk met psychische problemen en verslavingen – ook die van mezelf – heb ik altijd meer dan genoeg in het persoonlijke verleden van mensen gevonden om hun leed te kunnen verklaren, zonder mijn toevlucht te nemen tot griezelverhalen over genetisch onheil.”
In een voetnoot zegt Maté over het voorkomen van manisch-depressiviteit in families: “Eigenschappen kunnen van generatie op generatie worden doorgeven zonder dat er DNA-sequenties aan te pas komen”. Iedereen die zich een beetje heeft verdiept in familieopstellingen zal dit volmondig kunnen beamen. In dezelfde voetnoot refereert Maté aan zijn kritiek op tweelingen- en adoptiestudies die hij uitvoerig heeft beschreven in zijn twee vorige boeken over ADD en verslaving. Voor een uitputtende weerleggen van ‘bevindingen’ van tweelingstudies verwijst hij naar The Trouble with Twin Studies van psycholoog Jay Joseph.
In hetzelfde hoofdstuk met als titel ‘Een onnauwkeurige beschrijving van onze pijn: wat we verkeerd begrijpen over psychische aandoeningen’, erkent Maté dat er wel degelijk sprake is van genetische kwetsbaarheden. Ik laat hier Gabor weer aan het woord:
“Genetische kwetsbaarheden leiden niet automatisch tot ziekte, maar ze kunnen mensen wel gevoeliger maken voor de wisselvalligheden van het leven dan iemand die ‘harder’ is. En dat effect mag niet worden onderschat. Gevoelige mensen voelen meer, voelen dieper en worden gemakkelijker overweldigd door stress, niet alleen in hun eigen beleving maar ook puur fysiologisch. Zowel apen als mensen kunnen bijvoorbeeld genen erven die betrokken zijn bij de aanmaak van bepaalde hersenstoffen, zoals serotonine, die hen gevoeliger kunnen maken voor negatieve ervaringen of vatbaarder voor het effect van positieve ervaringen. (En natuurlijk is ook gevoeligheid een continuüm.)”
Een paar alinea’s verder citeert Maté de hoogleraar kindergeneeskunde en psychiatrie Tom Boyce over gevoelige kinderen: “Deze kinderen zijn als orchideeën: buitengewoon gevoelig voor hun omgeving, waardoor ze bijzonder kwetsbaar zijn als dingen tegenzitten, maar ook bijzonder vitaal, creatief en succesvol in een omgeving waarin ze worden ondersteund en gekoesterd.”
Dan Maté weer: “Een groot aantal van de mensen met een ‘geestesziekte’ die ik heb ontmoet, hebben deze eigenschap ook en in sommige gevallen zijn ze zelfs verbijsterd gevoelig.”
Dit sluit volledig aan bij mijn bevindingen als therapeut voor mensen met een bipolaire stoornis: vrijwel zonder uitzondering zie ik mensen met een gevoelige tot hooggevoelige ziel, creatief, out-of-the-box denkers én gepassioneerd als ze zich betrokken voelen. Volwassen orchideeën…
Dan Gabor Maté weer in de laatste alinea’s van zijn hoofdstuk:
“Ondanks de mediahype rond de ontdekking van genen en het overvloedig gefinancierde DNA-onderzoek in de wetenschappelijke wereld heeft niemand ooit een gen geïdentificeerd dat geestesziekten veroorzaakt, en ook geen groep genen die de genetische code voor specifieke geestesziekten vormen of die aanwezig moeten zijn als iemand een psychische stoornis heeft. Professor Jehannine Austin, academica en onderzoekster, leidt een kliniek voor genetische counseling op het gebied van geestelijke gezondheid in Vancouver.
‘Iedereen heeft een aantal genen die ervoor zorgen dat je een aanleg hebt voor geestesziekten’, vertelde ze me, maar dat is iets ‘totaal anders dan het veroorzaken van iets…. Wat er tijdens ons leven met ons gebeurt bepaalt het verschil tussen mensen die wel een geestesziekte krijgen en mensen die er geen krijgen’”
En ten slotte staat Gabor stil bij het gevolg van wat hij ‘genetisch fundamentalisme’ noemt:
“Doordat we ons zo stevig vastklampen aan genetisch fundamentalisme om onze persoonlijke verantwoordelijkheid van ons af te schuiven zorgen we ervoor dat we totaal en onnodig machteloos zijn om actief of proactief om te gaan met allerlei vormen van leed. Je kunt heel gemakkelijk verantwoordelijkheid voor iets accepteren zonder de nutteloze last van schuld of blaam op je te nemen. Nog spijtiger is dat we het fantastische nieuws over het hoofd zien dat als we onze geestelijke gezondheid niet door genen wordt bepaald, we er ook niet het slachtoffer van zijn. Integendeel, we hebben juist veel in eigen hand.”
Zo denk ik dat de oorzaak bij mij ligt in mijn 25 jarige relatie met ex-man. Om de 2 maanden happy dan weer teleurstelling, hij kon geen liefde of intimiteit bieden. Daarbij kwam ook geestelijk kwetsen. Bv je hebt een verkeerde ambtenaar getroffen: ik had je kapot gemaakt. Of lingerie voor hem gekocht: je lijkt wel een hoer. Bij ruzie raampje dicht stel dat buren iets horen. Belofte dat hij ook kinderen wilde maar van leven zonder seks krijg je geen kinderen. Wij hadden alleen seks wanneer ik zo emotioneel kapot was van verdriet, dan pas kon hij het mij geven.
He
Spijt me dat je dit voelt
Je mag er van uit gaan dat je een leven vol beloftes hebt gehad en hij dieper zit dan jij.
Geen pluspunt maar hij voelt zich slechter dan jij misschien ooit gaat voelen.
Zeg wel geen pluspunt maar ik ben net zo.
Het zoeken naar geluk sloopt alles om je heen en onzekerheid maakt je dat nog veel sneller doen.
Hoer is geen scheldwoord in dit geval maar angst, omdat je er zo uitziet wordt de angst alleen maar groter om kwijt te raken en juist dat gebeurt.
Eigenwaarde is nul bij veel mensen.
Door maatschappelijk belang, afkomst en opvoeding.
Ik vertel je als hij van je hield zit het daar nog net zo erg als op het hoogtepunt.
Daar heb je geen reet aan maar dit is wat gebeurd bij velen.
Soms zijn mensen gewoon een zooitje rommel in een hoofd en dat allemaal tegelijk.
Ga dus ook nooit denken dat je er iets aan zou kunnen veranderen.
Je best doen is nooit genoeg.
Wij voelen maar weten zelf niet wanneer.
Dus blijf uit de buurt al lopen de wachtlijsten op en wat zegt dat over de maatschappij.
Ik leer mezelf aan … hoe kleiner de wereld … de rustiger het voor de buitenwereld wordt.
Je kan namelijk niets veranderen.
Wees dus blij dat je er niet 50 jaar in hebt gezeten en nog een kans hebt om te verwerken.
Maar bipolair in het algemeen is niet mee te leven.
We kunnen leuk lief en zorgzaam zijn
Alleen niet wanneer het moet en zelfs niet als we het zouden willen
Dus neem jezelf niets kwalijk en leer de signalen herkennen zodat je er niet meer in meegetrokken wordt.
Want dat wordt je , meegetrokken in iets waar je geen weet of belang bij hebt.
Het klinkt keihard en is het ook maar waarheid.
Bipolair is gevaarlijk soms en het maakt niet uit wie je bent.
Bipolair is alles voelen en kunnen zijn maar op hetzelfde moment niets voelen of zijn.
En alles kan op 1 dag.
Dat is het brein van de bipolaire depressieve leuke zorgzame man of vrouw
Ik kan het weten
Gr